De Koningin Elisabethzaal als sporttempel
Vandaag klinken Mahler, Mozart en Elgar in de Elisabethzaal, maar ooit hoorde men er het geluid van vuistslagen. De voorloper van de concertzaal, de grote zaal van de dierentuin, was tijdens de Olympische Spelen van 1920 het schouwtoneel van de boks- en worstelwedstrijden. De pure lichamelijke inspanning verstrengelde er toen al met de hartstocht van de ziel.
Net na de Eerste Wereldoorlog kreeg België na jaren van oorlogsellende weer een kans op wat vrolijkheid. De stad Antwerpen werd door het Internationaal Olympisch Comité (IOC) aangeduid als gaststad van de zevende moderne Olympische Spelen. Die beslissing viel pas op 5 april 1919. Dat betekende dat de organisatie het grote evenement in ijltempo moest organiseren, want de openingsplechtigheid vond plaats op 14 augustus 1920. De opening ging door in het Antwerpse Beerschotstadion, waarin heel wat wedstrijden werden betwist. Ook op andere locaties vonden Olympische toernooien plaats, waaronder dus ook de Grande Salle de la Zoologie. Daar werden de boks- en worstelwedstrijden georganiseerd. In het officiële programma van de Olympische Spelen werd de zaal echter niet vermeld, in tegenstelling tot de locaties van de andere tornooien. Of dat kwam door een late beslissing om voor boksen en worstelen naar de dierentuin te trekken, is niet duidelijk. In het worstelen waren er twee disciplines: Grieks-Romeins en vrije stijl. Die eerste naam lijkt naar antieke tijden te verwijzen, maar deze vorm van worstelen is eigenlijk vrij modern. Hij ontstond in de negentiende eeuw op Franse kermissen. Toen de lutte française werd herdoopt tot Grieks- Romeins worstelen en in een duidelijke reglementering werd gegoten, kon de discipline een plek verwerven tussen de ‘echte’ sporttakken. Het vrije worstelen stamt uit de Angelsaksische traditie en wordt ook wel catch-as-catch-can genoemd. Het grote verschil? In het vrije worstelen mag men ook naar de benen en de voeten grijpen, in het Grieks-Romeins worstelen mag dat niet. Beide vormen van worstelen en het boksen staan ook vandaag nog op het programma van de Olympische Spelen. Het Grieks-Romeins worstelen wordt wel enkel voor mannen georganiseerd.
‘Gisteren avond was de reusachtige feestzaal van onzen Dierentuin veel te klein om al de toeschouwers te bevatten die zich aan de winketten aanboden. Lang reeds waren de matchen bezig als nog honderden zich tevergeefs aan de poort verdrongen.’ – De Nieuwe Gazet
Niet de eerste keer sport
De grote zaal van de dierentuin werd tijdens de Olympische Spelen niet voor het eerst als locatie voor sportwedstrijden gebruikt. Zo organiseerde de Antwerp Boxing Club er op 26 januari 1906 samen met de Cercle de l’Epée een sportfeest ten voordele van een dispensarium. Op het evenement werden demonstraties jiujitsu, floret- en degenschermen en Engels en Frans boksen gegeven. Het mondaine karakter van het feest spoorde met het feit dat de bestuursleden van de boksvereniging eerder uit de burgerij kwamen, terwijl dat voor veel boksers net niet gold. ‘Gans mondain en sportief Antwerpen zal deze prachtige avond bijwonen’, kondigde het weekblad Anvers Mondain aan. Het is echter niet zo dat de grote zaal verder veel sporters zag passeren. In die tijd waren het toch vooral theatervoorstellingen, bals en feesten die er op het programma stonden.
Grote publieke belangstelling
De Olympische boks- en worsteltoernooien in de voorloper van de Elisabethzaal wisten de Antwerpse sportliefhebber duidelijk te bekoren. Een belangrijke bokskamp buiten het Olympisch toernooi werd uitgesteld om niet samen te vallen met de Olympische worstelfinale. Zo liet men volgens De Nieuwe Gazet aan ‘deze schitterende gebeurtenis al den luister (…) die haar ten volle toekomt’. Ook de publieke opkomst toonde het enthousiasme voor de wedstrijden in de grote zaal van de dierentuin. Volgens de toenmalige pers was die op sommige wedstrijddagen behoorlijk indrukwekkend. Sport-Revue berichtte dat ‘de groote menigte moest buiten blijven, en zelfs de komiteitsheeren en dagbladschrijvers werden zekeren dag den toegang geweigerd door de bestuurder van den Dierentuin en zijne beest-verzorgers omdat de toeloop al te groot was’. Enkele citaten uit De Nieuwe Gazet: ‘De worstelwedstrijden kennen een reuzenbijval.’, ‘De Groote Feestzaal van den Dierentuin was gisteren om zoo te zeggen vol. Niet minder dan 2000 toeschouwers woonden de achtstefinalen bij.’, ‘Gisteren avond was de reusachtige feestzaal van onzen Dierentuin veel te klein om al de toeschouwers te bevatten die zich aan de winketten aanboden. Lang reeds waren de matchen bezig als nog honderden zich tevergeefs aan de poort verdrongen.’ Al liet de krant ook weten dat het niet altijd stormliep: ‘Minder volk dan met het Grieksch-Romeinsche worstelen en het boksen, wat niet te verwonderen is, gezien hier niet zoo erg veel aan Catch as catch wordt gedaan.’ Het moet gezegd dat er in de zaal zeker niet alleen maar Antwerpenaars zaten. De Nieuwe Gazet berichtte na de overwinning van een Zweedse worstelaar: ‘Langs alle kanten stijgen juichkreten op, uitgebracht door de talrijke Zweden, die zich overal in de zaal bevinden en aan hun vreugde geen grens meer weten te stellen.’ Die vele toeschouwers kregen trouwens waar voor hun geld. De krant meldde over het worstelen dat de wedstrijden fel werden gesmaakt, want ‘zóó vurig, zóó hardnekkig wordt door al de deelnemers de zege bevochten’.
Sterke Antwerpse reputatie
Boksen en worstelen waren destijds erg populaire sporten in Antwerpen. Roland Renson, een autoriteit op vlak van sportgeschiedenis en sporterfgoed, beschrijft de situatie in zijn boek over de Olympische Spelen van 1920. ‘De havenstad Antwerpen had een sterke reputatie op het vlak van lokale krachtpatsers. In een tijdvak waar spierkracht nog een belangrijke economische component was van de ‘naakte arbeidskracht’, waren worstelen en boksen inherent verbonden met de arbeiderscultuur van de ‘sterke man’.’ Nochtans gooiden de Antwerpse krachtpatsers geen hoge ogen op het Olympisch toernooi in hun thuisstad. De professionele sporters mochten daar niet aan deelnemen, zo wilde het toenmalige idee dat van de Olympische Spelen leefde. Worstelaar Laurent Gerstmans alias de Antwerpse Apollo en boksers Piet Hobin en Jef De Paus waren destijds populaire figuren. Maar aangezien de sport hun broodwinning was, stonden zij niet op de Olympische deelnemerslijst. De Antwerpse amateurs moesten zich tevredenstellen met ereplaatsen net naast het podium als hoogste notering. MVM