Max Bruch en zijn Vioolconcerto
Pachelbel, Orff, Barber, Dukas, Holst ... Ziedaar enkele klinkende namen die (postuum) enigszins slachtoffer werden van het grote succes van slechts één van hun werken. Aan dat lijstje kan best de naam van Max Bruch toegevoegd worden. Zijn bloedmooie Eerste vioolconcerto in g stelt vandaag andere geslaagde werken in de schaduw, zoals zijn oratoria, symfonieën, kamermuziek, suites, liederen, koormuziek en andere concertante werken
Al tijdens zijn leven bekroop hem door dat ene vioolconcerto de reputatie van one hit wonder, hoewel Kol Nidrei en de Schotse fantasie vandaag als tegenargument gebruikt kunnen worden. Hoe dan ook, Bruch was in het 19e-eeuwse Duitsland iemand om rekening mee te houden. Hij won wedstrijden, studeerde bij roemrijke tijdgenoten als Ferdinand Hiller en Carl Reinecke en schreef al op jonge leeftijd toegankelijke werken die juichend onthaald werden door het publiek. Ironisch genoeg was het net dat conservatieve (of brave, zo je wil) kantje dat hem aan het einde van de eeuw van de romantiek deed wegdeemsteren ten gunste van Brahms, in wie hij zijn meerdere erkende, en Wagner, wiens nieuwlichterij hij met alle macht bekampte.
Uit een interview in 1907 blijkt dat hij verbazingwekkend goed zijn eigen toekomst (en die van Brahms) kon inschatten: ‘Brahms is nu tien jaar dood, maar hij heeft nog altijd veel tegenstanders, zelfs onder de beste musici en critici. Maar ik voorspel dat met het verstrijken van de tijd zijn muziek meer en meer gewaardeerd zal worden. De meeste van mijn werken zullen in de vergetelheid raken. Over vijftig jaar zal Brahms een van de grootste componisten aller tijden zijn en zullen de mensen zich van mij nog slechts het Eerste vioolconcerto herinneren’. Musicoloog Michael Steinberg meent zelfs dat de lezers van zijn doodsbrief op 2 oktober 1920 verbaasd waren dat Bruch de dag ervoor nog leefde.
De lans voor Bruchs volledige repertoire is gebroken, maar dat maakt de aandacht en bijval voor zijn Eerste vioolconcerto niet minder terecht. Joseph Joachim, voor wie het concerto geschreven werd, noemde het werk niet voor niets ‘het rijkste en meest verleidelijke’ concerto in vergelijking met die van Brahms, Mendelssohn en Beethoven, drie werken waarin Joachim tijdens honderden concerten soleerde. Hij had recht van spreken en in het geval van de concerto’s van Brahms en Bruch had Joachim zelfs compositorisch een vinger in de pap. Bruch, zelf een pianist, had een zware kluif aan zijn eerste werk voor viool solo: ‘Mijn vioolconcerto vordert langzaam, ik voel me niet zeker op dit terrein.’ Na de première in 1866 ging de 28-jarige Bruch ontevreden te rade bij Joachim - naast vioolvirtuoos ook een goede componist - die hem prompt een gedetailleerde lijst met verbeteringen toestuurde. Twee jaar later bracht hij als solist de finale versie in première. Jammer genoeg heeft Bruch nooit veel profijt kunnen halen uit het succes dat het werk tot op vandaag geniet. Hij verkocht de rechten voor een prikje aan zijn uitgever en verspeelde zo elke aanspraak op royalties.
tekst: Stijn Paredis
-
vr 08.11.2420:00